Opdat iedereen zou kunnen nagaan hoe de “Soos” is ontstaan…

Geschiedenis, dat zijn feiten, herinneringen, anekdotes, tekeningen of foto’s. De geschiedenis is ook nooit af.

In een poging de geschiedenis van de Soos op papier te zetten zijn we op het werk van collega’s gestoten dat we hier graag overnemen, we moeten het wiel niet heruitvinden. 

Dit alles is slechts een aanzet, we willen regelmatig meer brengen. Maar we beginnen bij de feiten, het verhaal en de loodsenmars.

De Feiten

Belangrijke data

22 augustus 1884 Stichtingsvergadering

19 maart 1885 Eerste steen van het sociëteitsgebouw

3 mei 1886 Opening van het nieuwe gebouw

De Verhalen

Naar L. M. WYGAERTS.

Alles begon op 24 augustus 1884, toen de jaren van bespreking en overleg, de toenmalige Belgische loodsen, destijds te Vlissingen woonachtig, overgingen tot de stichting van een vereniging met als doel op de pas aangelegde Noordzeeboulevard een gebouw op te trekken ter bevordering van het vriendschappelijk en gezellig verkeer onderling. 

De vereniging kreeg de naam van Belgische Loodsensociëteit “Unie”. Dank zij de ge­meente/overheid, kreeg men deze werkelijk buitengewoon gunstig gelegen plaats toe ge­wezen. 

Er waren 30000 gulden nodig voor de uitvoering van het project; daartoe werden 300 aandelen à 100 fl. à 4 % rente, door de leden onderschreven. 

Op 19 maart 1885 werd de eerste steen gelegd; de officiële opening had plaats op 5 mei 1886. Gans Vlissingen vierde feest. In aanwezigheid van burgemeester en wethouders naast de dienstchef der beide loodsdiensten en tal van genodigden zo van Nederlandse als Belgische zijde, werd het voor de Belgische loodsen­gemeenschap een historische dag. Getuige de woorden aangehaald tijdens de openings­rede van de heer inspecteur bij het Belgisch loodwezen te Vlissingen: 

 ... moge dit prachtig gebouw een tempel zijn, opgedragen aan uw eenheid en broeder­lijkheid, een monument geschapen door uw eigen krachten en wederzijdse vriend­schap.”

Begin 1946 werd Vlissingen terug als loodsstation ingeschakeld. Na vergeefse pogingen van enkele getrouwen die trachten te redden wat nog te redden viel, kon alle hoop wel worden opgegeven en de sociëteit als verloren worden beschouwd. Gelukkig voor ons werd het oude spreekwoord: «Als de nood het hoogst is, is de redding nabij», eens te meer waarheid. 

Onder de kranige leiding van een jong rivierloods, de ons zo jammerlijk vroeg ontrokken collega Edmond Decrop, werd een nieuwe kern gesticht. Het was wel goed dat men gezworen had het onmogelijke te doen om de zaak te redden, want hoe dieper men peilde, hoe hopelozer de ganse kwestie scheen. Het is dank zij de wilskracht van een twintigtal zee- en rivierloodsen, waarvan het ons euvel zou worden genomen moesten wij hier hun namen vernoemen, dat de sociëteit nog leeft. 

De ene ontgoocheling volgde op de andere, vooral doordat men over een te gering aantal aandelen beschikte om rechtspersoonlijkheid te hebben. Edmond Decrop begon dan een eindeloze speurtocht bij kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, neven, nichten, erfgenamen, in rechte of aangetrouwde verwantschap van reeds lang gestorven loodsen en oud-leden van de sociëteit. 

In de verste hoeken van ons land en in het buitenland werden vergeelde aandelen uit oude commodes gehaald, waarvan de houders vaak niet wisten waarom men ze in feite nog bewaarde. Men beschouwde het als een aandenken aan een onbekende zeeman, schijnbaar nog een achteroom van moeder, die terwille van zijn uniform en zijn statige houding nog een plaatsje in het familiealbum had behouden. «Nu ja, als mijnheer daar 1 00 gulden voor wilde betalen dan kon hij die dingen wel medenemen en die coupons die achter aan het aandeel zaten hadden dan zeker ook nog waarde ?» 

Zoals onze vriend Decrop de zee had bevaren zo zwierf hij door het hele land en speurde tot hij had gevonden wat hij zocht. Hij had namelijk gezworen het werk van zijn grootvader, die in 1884 tot de medestichters der sociëteit behoorde, verder te zetten. Gelukkig maar. Want plotseling bleek dat een commerciële belangengroep een ongezonde belangstelling toonde voor de zaak. In de loop der jaren had de belgische loodsengemeenschap zich door huwelijken nauw verwant met de vlissingse bevolking. Tal van aandelen moesten zich dus nog ter plaatse bevinden. Enkele “judassen” trachtten door het snel opkopen van deze aandelen aan 125 % het eigendomsrecht van het stuk terrein in handen te krijgen. Doch hun opzet mislukte daar Edmond Decrop op dit-ogenblik reeds over aanzienlijk meer dan 50 % der uitgegeven aandelen beschikte. 

Was deze klip omzeild dan begonnen pas de moeilijkheden. Door het gebrek aan boek­houding was de toestand volledig onoverzichtelijk en diverse eigendoms- en verzeke­ringsakten vergrootten nog de verwarring. Een ongekende hypotheek groot 5 500 fI. à 5 %, in 1924 aangegaan met mevrouw Mesthdag uit Vlissingen, kwam aan het licht. Vermeer­derd met achterstallige intresten betekende dit een schuld van 6000 fl. Voegde men daarbij de 165 opgespeurde aandelen à 100 gulden, te vermeerderen met achterstallige intresten à 4 % sinds 1939 dan bedroeg het totaal deficiet 29100 fl. ofwel 392384 toenmalige B.F. 

Met de Rijkstussenkomst voor oorlogsschade, het jaarlijks lidgeld en vooral door de moed en het vertrouwen der oudere sociëteitsleden, kon einde 1949 terug van nul worden gestart. Het werd een gedenkwaardige avond. Op de lange smalle spiegel naast de bar werd een papieren gulden gekleefd met als onderschrift: «Dit is de eerste gulden, eigen­dom der sociëteit sinds 1884″. Hoeveel oude verhalen werden niet terug opgehaald. En tussen twee borreltjes door diende de uitbater, de heer Van Glerum zaliger, regelmatig onder de dakpannen te kruipen, wilde hij de potten- en bussenbatterij onder de lekken op een veilig peil houden. Hij beweerde dat hij liefst in een droog bed sliep. 

Er was weer stemming. De oude verminkte inboedel was nog getuige van een reeds lang vervlogen fraaiheid. De ronde platte blakers aan hun eindeloze draden en de bestendige rookwolken van de meest uiteenlopende tabakssoorten die via het roeiershoofd de wal bereikten, zorgden er ’s avonds voor de grote druipkringen op de met karton bespijkerde zoldering in het deemster te houden. 

Meer dan drie jaren waren nodig om alles te plannen en terug in normale banen de leiden. De toenmalige Amsterdamse Nutsspaarbank, verklaarde zich bereid een hypotheek te verlenen van 50000 fl. af te lossen over 40 jaar. Daartoe werden 500 obligaties uit gege­ven, binnen één jaar verhoogd tot 600, aan 4,5 %. Deze dienden door de leden te worden onderschreven. 

leder lid had zijn stem uitgebracht om de heropbouw der nieuwe sociëteit op eigen krachten aan te vatten. Daar dit ten onkosten of ten koste van de vrijheid in eigen huis zou gebeuren, had men omzeggens unaniem het voorstel van Rijksbemiddeling afgewezen. Er werd dus opnieuw beroep gedaan op de mildheid en het goed begrip der leden nog een aandeel bij te nemen. Daar sommige leden inschreven voor tien zelfs twintig aandelen werd de zaak rond gemaakt. 

Dank zij al deze verdienstelijke collega’s werd op zaterdag 27 maart 1954 het nieuw sociëteitsgebouw feestelijk geopend. Dit gebeurde in tegenwoordigheid van de heer burgemeester van Vlissingen, omringd door talrijke plaatselijke autoriteiten en nederland­se collega’s. Het was helemaal niet onbekend dat strijd in de lucht hing en richtlijnen tot onthouding op de meest discrete manier werd verstrekt. Toch danste men twee dagen. 

Het bleek algauw dat de sociëteit een belangrijke rol zou vervullen in het gemeen­schapsleven en de verhoudingen tussen collega’s van de verschillende standplaatsen. Zij werd het trefpunt waar syndicale en structurele problemen werden besproken, de stichting der loodsengilde werd er gepland. Zij bleef ons tehuis tijdens het voeren van syndicale acties toen de dienstlokalen werden verboden en herbergt nog steeds het sekretariaat van de Zeeloodsenbond. 

De naoorlogse prijsstijging en sociale evolutie stelde vaak de uitbating der sociëteit voor ernstige financiële problemen. 

Zoals de uitbaters wisselden ook de besturen elkaar regelmatig af, zij het soms aan een wat versneld tempo. Kapitein Charles Van Bignoot echter bleef jarenlang aan het roer, en liet pas in 1977 het commando over.

De Loodsenmars

Welke leden-muzikanten bezorgen ons een klankbestand met dit lijflied uit de oude doos?

Als langs onze Vlaamse kusten
’t schip zich door de branding boort.
Dan kan de kap’tein gaan rusten
Want dan komt de loods aan boord.
Aller aandacht is gericht
Op de man van plicht.
Als straks op de ree ’t anker vallen kan
Dan is de reis ten ein – einde
Dank zij deze man
WAT KAN STORM EN WIND ONS MAKEN?
WAAROM ONZE KRACHT GESPAARD?
HOORT DIE OUWE SCHUIT EENS KRAKEN.
WIJ ZIJN VOOR GEEN HEL VERVAARD.
WIE VAART VEILIG DOOR DE MI – IST?
WIENS WERK IS STEEDS GROOTSCH?
WIE IS HET DIE ZICH NIET VERGIST
DIE MAN IS DE LOODS!
Bij de monding en der Schelde,
In een woedende orkaan.
Dan erkent men eerst de helden,
Dan toch staat de loods vooraan.
Als elk zeeman zich verlaat,
Op deez kameraad
Hij brengt toch hun schip
Ondanks ’t storm geruisch
Behouden langs de kust
Naar een veilig thuis

Tekst door Charles Aspeslagh, muziek door Paul Depoplimont